Het tweede en derde levensjaar worden gekenmerkt door snelle veranderingen in fysieke, cognitieve, persoonlijkheid en sociale kenmerken. Ontwikkelingspsychologen beschouwen deze veranderingen niet als afzonderlijke en discrete maar als onderling afhankelijke invloeden op de ontwikkeling van het kind als geheel. De meeste modellen van de ontwikkeling van kinderen begrijpen de cognitieve, persoonlijkheids- en sociale veranderingen die voortkomen uit en later van invloed zijn op de fysieke veranderingen van rijping. Een nieuw aangetrokken mobiliteit van een kind kan bijvoorbeeld resulteren in verhoogde nieuwsgierigheid, wat verdere kracht en behendigheid in haar fysieke ontwikkeling stimuleert.
Groeien in Sprongen en Grenzen
Fysieke rijping van een kind in het tweede jaar resulteert in de vermogen om te rennen, een bal te trappen, op de tenen te lopen en te springen. Fijne motoriek, zoals het omdraaien van boekpagina's, het houden van een krijtje en het tekenen van cirkels, zijn ook aanwezig. Tegen het einde van het derde jaar kunnen de meeste kinderen op een driewieler rijden, speelgoed duwen en trekken, op één voet balanceren en een bal gooien. Tot de fijne mijlpalen in de motoriek behoren het plaatsen van pinnen in gaten, het maken van kleifiguurtjes en het tekenen van verschillende vormen met een kleurpotlood.
Cognitieve ontwikkeling
Kinderpsycholoog Jean Piaget beschreef peuters in het tweede en derde levensjaar als preoperational cognitive capaciteiten. In deze fase van ontwikkeling begint een kind taalkundige representatie te gebruiken voor abstracte afbeeldingen, zoals de woorden "Mama" en "Papa" voor de primaire verzorgers. Symbolische representatie is ook te zien in fantasiespel, zoals wanneer de poppen van het kind bepaalde familieleden vertegenwoordigen. Kinderen van deze leeftijd kunnen de wereld niet zien vanuit het gezichtspunt van een ander, een fenomeen dat Piaget "egocentrisme" noemde.
Persoonlijkheid komt via
Tijdens het tweede en derde jaar van de kindertijd manifesteert een peuter een gevoel van individueel zelf, doel en wil. Kinderpsycholoog Erik Erikson beschreef de persoonlijkheidsveranderingen die gepaard gaan met de fysieke en cognitieve overgangen die het kind doormaakt. Naarmate haar benen sterk genoeg worden om het kind te ondersteunen en te mobiliseren, ontwikkelt ze een nieuw gevoel van onafhankelijkheid en initiatief. Met de cognitieve ontwikkeling van representatieve taal begint het kind een gevoel van zelf en iets te ontwikkelen, weergegeven in woorden zoals "ik", "mijn" en "nee".
Vroege sociale verkenning
Dr. . T. Berry Brazelton beschreef het sociale leven van de peuter als een van exploratie en sociale manipulatie. In deze periode werkt een kind grotendeels samen met volwassenen, van wie hij afhankelijk is om aan bepaalde behoeften te voldoen. Naarmate de autonomie van het kind toeneemt, neemt zijn afhankelijkheid van volwassenen af. De verzorger blijft echter de autoriteit die de zich ontwikkelende onafhankelijkheid van het kind regelt. Op dit moment beheerst het kind gedrags- en emotionele technieken die zijn verlangens succesvol vervullen, terwijl ze leren omgaan met de frustratie van onvervulde verlangens.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win