- De vloeistofinname moet worden aangepast aan de vloeistofbehoefte van de patiënt en de dagelijkse in- en output.
- Dagelijkse gewichten moeten worden gecontroleerd om de lichaamsvloeistofstatus te beoordelen.
2. Controleer de voedingsstatus.
- De patiënt moet regelmatig worden gecontroleerd op tekenen van ondervoeding.
- Voedingsparameters moeten dagelijks worden gecontroleerd en geëvalueerd.
3. Zorg voor de juiste huidverzorging.
- De huid moet dagelijks worden beoordeeld op tekenen van irritatie of infectie.
- De inbrengplaats van de katheter moet schoon en droog worden gehouden.
- De katheter moet op de juiste manier worden vastgezet.
4. Bied psychosociale ondersteuning.
- Bied emotionele steun aan de patiënt en familieleden, behandel eventuele zorgen en zorg voor voorlichting en advies.
- Moedig de patiënt aan om over zijn gevoelens en zorgen te praten.
- Geef de patiënt en familie informatie over TPN en de behandeling ervan.
5. Dien medicijnen toe zoals voorgeschreven.
- Patiënten die TPN krijgen, kunnen ook andere medicijnen krijgen, zoals insuline of antibiotica.
- Deze medicijnen moeten worden toegediend volgens de instructies van de arts.
6. Controleer op complicaties.
- Complicaties van TPN zijn onder meer infectie, luchtembolie, trombose en metabole afwijkingen.
- De patiënt moet worden gecontroleerd op tekenen van deze complicaties.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win