Intake- en output (I&O)-grafieken worden over het algemeen gestart wanneer een patiënt:

1. Ernstig ziek of onstabiel.

2. Het ontvangen van intraveneuze (IV) vloeistoffen of medicijnen.

3. Ervaren van vochtonevenwichtigheden of elektrolytenafwijkingen.

4. Risico op het ontwikkelen van complicaties gerelateerd aan de vochtbalans.

De frequentie waarmee de inname en output in kaart worden gebracht, is afhankelijk van de toestand van de patiënt en kan variëren van elk uur of twee tot elke 12 tot 24 uur.