1. morele oprechtheid; integriteit
2. juistheid van oordeel of handeling
Voorbeelden:
* "De rechter stond bekend om zijn rechtschapenheid en onpartijdigheid."
* "Ze werd bewonderd om haar rechtschapenheid, waarbij ze altijd deed wat volgens haar juist was."
* "De rechtschapenheid van het bedrijf werd in twijfel getrokken toen bekend werd dat het overheidsfunctionarissen had omgekocht."
* "De rechtschapenheid van de politicus werd in twijfel getrokken nadat hij in een schandaal was verwikkeld."
* "Over de juistheid van het besluit werd urenlang gedebatteerd."
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win