Het ademhalingscentrum in de medulla oblongata en pons regelt de snelheid en diepte van de ademhaling. Wanneer het kooldioxidegehalte in het bloed stijgt, stuurt het ademhalingscentrum zenuwimpulsen naar het middenrif en de intercostale spieren, waardoor deze samentrekken. Dit vergroot het volume van de longen en zuigt lucht naar binnen via de neus en mond.