1. Neusholte of mond: Zuurstof komt tijdens het inademen het lichaam binnen via de neusholte of de mond.
2. Keelholte: Vanuit de neusholte of mond komt de ingeademde lucht in de keelholte terecht, de achterkant van de keel.
3. Strottenhoofd: De lucht stroomt vervolgens door het strottenhoofd of de stembox, die de keelholte met de luchtpijp verbindt.
4. Luchtpijp: De luchtpijp is de luchtpijp die de lucht van het strottenhoofd naar de longen transporteert.
5. Bronchiën: In de longen vertakt de luchtpijp zich in twee primaire bronchiën, één die naar elke long leidt.
6. Bronchiolen: De bronchiën verdelen zich verder in kleinere vertakkingen, bronchiolen genaamd, en vormen een ingewikkeld netwerk in de longen.
7. Longblaasjes: De bronchiolen eindigen in kleine zakjes die longblaasjes worden genoemd. In de longblaasjes vindt de daadwerkelijke uitwisseling van gassen plaats tussen de lucht en de bloedbaan.
De longblaasjes hebben een dicht netwerk van haarvaten, de kleinste bloedvaten. Zuurstofmoleculen diffunderen door de dunne wanden van de longblaasjes en haarvaten, komen in de bloedbaan terecht en bereiken uiteindelijk alle cellen en weefsels in het lichaam. Tegelijkertijd diffundeert koolstofdioxide, een afvalproduct van cellulaire ademhaling, vanuit de bloedbaan naar de longblaasjes om te worden uitgeademd.
Dit continue proces van gasuitwisseling, gefaciliteerd door het ademhalingssysteem, zorgt ervoor dat zuurstof wordt afgeleverd aan de lichaamscellen en kooldioxide wordt verwijderd, waardoor essentiële levensprocessen in stand worden gehouden.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win