Compassie en empathie :Artsen moeten de gevoelens van hun patiënten kunnen begrijpen en delen. Ze moeten zichzelf in de schoenen van hun patiënten kunnen verplaatsen en de wereld vanuit hun perspectief kunnen zien.

Communicatievaardigheden :Artsen moeten effectief kunnen communiceren met hun patiënten, hun collega's en hun families. Zij moeten medische informatie duidelijk en beknopt kunnen uitleggen en kunnen luisteren naar de zorgen van hun patiënten.

Probleemoplossende vaardigheden :Artsen moeten problemen snel en effectief kunnen identificeren en oplossen. Ze moeten kritisch kunnen nadenken en met creatieve oplossingen kunnen komen.

Aandacht voor detail :Artsen moeten aandacht kunnen besteden aan details om nauwkeurige diagnoses te kunnen stellen en de best mogelijke zorg te kunnen bieden.

Flexibiliteit en aanpassingsvermogen :Artsen moeten zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden en flexibel zijn in hun benadering van patiëntenzorg. Ze moeten goed met verschillende mensen kunnen samenwerken en bereid zijn nieuwe dingen te leren.

Vertrouwen en daadkracht :Artsen moeten vertrouwen hebben in hun capaciteiten en snel beslissingen kunnen nemen. Ze moeten verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun daden en kunnen opkomen voor datgene waarin ze geloven.

Professionalisme en integriteit :Artsen moeten professioneel en ethisch handelen. Ze moeten eerlijk zijn tegen hun patiënten en altijd in hun beste belang handelen.

Levenslang leren :Artsen moeten zich inzetten voor een leven lang leren om op de hoogte te blijven van de nieuwste medische ontwikkelingen. Ze moeten bereid zijn nieuwe dingen te blijven leren en hun werkwijzen waar nodig te veranderen.