De theorieën en observaties van Galenus waren ruim 1500 jaar lang van invloed op de geneeskunde. Hij voerde talloze experimenten uit, zoals dissecties van dieren, en toonde aan dat bloed door bloedvaten in het lichaam stroomt. Hij geloofde ook dat bloed ebde en stroomde als getijden en voortdurend werd geconsumeerd en vervangen. Hoewel later bleek dat sommige aspecten van zijn begrip onjuist waren, waren zijn bijdragen op het gebied van anatomie en fysiologie aanzienlijk en legden ze de basis voor toekomstige ontwikkelingen.
In de 16e eeuw bracht de Vlaamse anatoom Andreas Vesalius (1514-1564) belangrijke correcties en aanvullingen aan op Galenus' werk over de bloedsomloop. Door zorgvuldige observatie en dissectie van menselijke kadavers gaf Vesalius nauwkeurigere beschrijvingen van de structuur van het hart, de bloedvaten en de kleppen.
Het baanbrekende begrip van de bloedsomloop zoals we die nu kennen, kwam in de 17e eeuw met het werk van William Harvey (1578-1657). Harvey's systematische experimenten en observaties daagden de theorieën van Galenus uit en vestigden het concept van de bloedcirculatie. Zijn meest opmerkelijke bijdrage was het aantonen dat bloed in een continu circuit beweegt, waarbij het door het hart door de slagaders wordt gepompt en via de aderen terugkeert. Harvey's uitgebreide boek "De Motu Cordis" (Over de beweging van het hart en het bloed), gepubliceerd in 1628, presenteerde zijn bevindingen en bracht een revolutie teweeg in het begrip van de bloedsomloop.
Hoewel er veel bijdragen zijn geleverd aan de studie van de bloedsomloop, wordt Galenus van Pergamon daarom beschouwd als de eerste persoon die zich specifiek concentreerde op en significante observaties maakte over de bloedsomloop bij mensen. Zijn bijdragen speelden, samen met die van Vesalius en Harvey, een cruciale rol bij het vormgeven van onze huidige kennis en begrip van dit essentiële fysiologische systeem.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win