Periode (.) – Geeft het einde van een zin aan.
Komma (,) – Markeert zinsneden of clausules die informatie aan een zin toevoegen.
Puntkomma (;) – Voegt twee gerelateerde zinnen samen.
Kolon (:) – Bereidt de lezer voor op iets dat volgt, zoals een lijst of citaat.
Vraagteken (?) – Geeft een vraag aan.
Uitroepteken (!) – Brengt sterke emoties over, zoals verrassing, vreugde of woede.
Apostrof (‘) – Geeft bezit, weglating van letters of de vorming van een samentrekking aan.
Aanhalingsteken (“”) – Omvat de woorden van een gesproken persoon of een titel.
Koppelteken (-) – Voegt woorden samen of geeft de pauze tussen lettergrepen aan.
Sstreepje (—) – Zet een zin, clausule of zin in die extra informatie toevoegt of nadruk legt.
Haakjes (()) – Omvat niet-essentiële woorden, zinsdelen of clausules.
Haakjes ([]) – Omvat redactionele opmerkingen of terzijdes, of om informatie toe te voegen die niet in de originele tekst staat.
Elipsis (…) – Geeft aan dat er woorden zijn weggelaten.
Schuine streep (/) – Scheidt items in een reeks, geeft een keuze aan of toont onderbrekingen in poëzieregels.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win