Bij een ELISA-test wordt een reeks stappen gevolgd, waaronder:
1. Coaten van de putjes van de microtiterplaat met het vangantilichaam dat specifiek is voor de doelanalyt.
2. Toevoeging van het monster of de standaard die de analyt bevat.
3. Incubatie- en wasstappen om de binding van de analyt aan het vangantilichaam mogelijk te maken.
4. Toevoeging van een detectie-antilichaam geconjugeerd met een enzym (bijvoorbeeld mierikswortelperoxidase of alkalische fosfatase).
5. Incubatie- en wasstappen om de binding van het detectieantilichaam aan de gevangen analyt mogelijk te maken.
6. Toevoeging van een substraat dat specifiek is voor het enzym dat wordt gebruikt in het detectie-antilichaamconjugaat.
7. Incubatie- en stopstappen om de enzymatische reactie en kleurontwikkeling mogelijk te maken.
De laatste stap resulteert in een kleurverandering, die spectrofotometrisch kan worden gemeten bij een specifieke golflengte. De kleurverandering is doorgaans van kleurloos naar een zichtbare kleur, zoals geel, blauw of rood. De intensiteit van de kleur is evenredig met de hoeveelheid analyt die in het monster aanwezig is.
Daarom is bij een ELISA-test de kleurverandering van kleurloos naar gekleurd, en niet van donker (zwart of grijs) naar helder.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win