1. Controleer het reactievermogen van de persoon: Tik op de schouder van de persoon en roep zijn of haar naam:'Gaat het?'
2. Positionering: Plaats de persoon op zijn rug; zorg ervoor dat de luchtweg vrij is.
3. Hoofdkantelen en kinlift: Kantel het hoofd van de persoon iets naar achteren en til de kin op om de luchtweg te openen.
4. Sluit hun neus en mond: Knijp de neus van de persoon dicht met uw vingers. Bedek hun mond volledig met jouw mond.
5. Geef reddingsacties: Geef twee langzame ademhalingen, die elk ongeveer een seconde duren, waarbij u de borstkas tussen de ademhalingen volledig kunt laten stijgen en dalen. Kijk of de kist omhoog komt. Zorg voor een luchtdichte afsluiting om te voorkomen dat er lucht ontsnapt.
6. Controleer de hartslag en ademhaling: Controleer de pols en ademhaling van de persoon na elke 30 compressies. Als er geen hartslag of ademhaling wordt hervat, ga dan verder met compressies en beademingen.
Borstcompressies:
1. Handpositionering: Plaats de hiel van één hand op het borstbeen van de persoon, tussen de tepels. Plaats uw andere hand over uw eerste hand, waarbij uw vingers in elkaar grijpen.
2. Push-compressie: Gebruik gestrekte armen en vergrendelde ellebogen en druk 3,8-5 cm (ongeveer 1,5-2 inch) op het borstbeen van de persoon met een snelheid van 100-120 compressies per minuut.
3. Diepte en snelheid: Houd uw ellebogen op slot en oefen constante druk uit op de compressies. Laat de borst volledig terugveren tussen de compressies.
Gecombineerde reanimatie (mond-op-mondbeademing met borstcompressies):
1. Compressie-ademhalingsverhoudingen: Geef voor elke 30 compressies 2 beademingen.
2. Continue cyclus: Ga door met afwisselend 30 compressies en 2 beademingen totdat professionele hulp arriveert, een automatische externe defibrillator (AED) wordt gebruikt of de persoon tekenen van leven vertoont (ademhaling, hoesten).
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win