Als een arts vermoedt dat een patiënt mogelijk kattenkrabziekte heeft, zal hij doorgaans informatie zoeken over het volgende:

1. De medische geschiedenis van de patiënt, inclusief eventuele recente blootstelling aan katten, vooral kittens, of krassen of beten van katten.

2. Symptomen die de patiënt ervaart, zoals koorts, koude rillingen, hoofdpijn, spierpijn en gezwollen lymfeklieren.

3. Bevindingen van lichamelijk onderzoek, inclusief de aanwezigheid van eventuele vergrote lymfeklieren, vooral in de oksel- of cervicale gebieden.

4. Laboratoriumtests, zoals een volledig bloedbeeld om te controleren op tekenen van infectie of bloedarmoede, en serologische tests om antilichamen op te sporen die specifiek zijn voor Bartonella henselae, de bacterie die kattenkrabziekte veroorzaakt.

5. Beeldvormende onderzoeken, zoals echografie of magnetische resonantiebeeldvorming (MRI), kunnen worden aanbevolen om de aangetaste lymfeklieren te evalueren en andere mogelijke oorzaken van de symptomen uit te sluiten.

Op basis van de informatie die is verzameld uit de medische geschiedenis, symptomen, lichamelijk onderzoek, laboratoriumtests en beeldvormende onderzoeken van de patiënt, kan de arts een nauwkeurige diagnose stellen en de juiste behandeling voor kattenkrabziekte bepalen.