De APRI-score (AST to platelet ratio index) is een niet-invasief diagnostisch hulpmiddel dat wordt gebruikt bij patiënten met chronische leverziekte. Het wordt gebruikt om de mate van leverschade en littekenvorming (fibrose) te beoordelen zonder dat een leverbiopsie nodig is.
Een APRI-score groter dan 1,5 of hoger wordt als abnormaal beschouwd. Een verhoogde APRI-score duidt op een grotere kans op significante fibrose of cirrose, waarvoor verder onderzoek en behandeling door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg vereist is. Hoe hoger de APRI-score, hoe ernstiger de leverschade of fibrose waarschijnlijk zal zijn. Het is echter belangrijk op te merken dat de APRI-score moet worden gebruikt in combinatie met andere tests, beeldvorming en klinische bevindingen voor een uitgebreide beoordeling van de levergezondheid.
De APRI-score wordt berekend met behulp van een eenvoudige formule:
APRI =(AST/bovengrens van normale AST-waarde) / aantal bloedplaatjes (x10^9)
Waar:
AST:Aspartaataminotransferase, een enzym dat in de lever wordt aangetroffen; hoge concentraties kunnen wijzen op leverschade.
Bovengrens van de normale AST-waarde:Deze waarde is specifiek voor het laboratorium dat de test uitvoert en is gebaseerd op het referentiebereik dat is vastgesteld voor gezonde personen.
Aantal bloedplaatjes:Het aantal bloedplaatjes in het bloed.
De APRI-score is voordelig ten opzichte van andere niet-invasieve diagnostische hulpmiddelen omdat er geen speciale apparatuur of technieken voor nodig zijn, waardoor deze gemakkelijk toegankelijk en gemakkelijk uit te voeren is in de klinische praktijk. Het is echter essentieel op te merken dat de APRI-score op zichzelf geen definitieve diagnostische test is, en dat verder onderzoek of beeldvorming (zoals echografie, elastografie of MRI) nodig kan zijn om leverfibrose of cirrose te bevestigen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win