Er zijn een aantal soorten apparatuur die in het kader van de gezondheid en veiligheid niet mogen worden gebruikt vanwege hun potentieel om schade te veroorzaken. Deze omvatten:
* Apparatuur dat niet goed wordt onderhouden of geïnspecteerd. Dit kan apparatuur omvatten die beschadigd, gebarsten of versleten is, maar ook apparatuur die niet goed is gereinigd of ontsmet.
* Apparatuur die niet is ontworpen voor het beoogde gebruik. Hierbij kan het gaan om het gebruik van apparatuur voor een doel waarvoor deze niet is ontworpen, of om het gebruik van apparatuur op een manier die niet door de fabrikant is gespecificeerd.
* Uitrusting die niet goed is afgeschermd. Dit kan apparatuur omvatten met zichtbare bewegende delen, of apparatuur die niet over voldoende bescherming beschikt om onbedoeld contact met gevaarlijke materialen of machines te voorkomen.
* Apparatuur dat niet correct is geëtiketteerd. Dit kan apparatuur zijn die niet is voorzien van de juiste waarschuwingslabels of instructies, of apparatuur die is voorzien van labels die niet gemakkelijk zichtbaar of begrijpelijk zijn.
* Apparatuur die niet op de juiste manier is opgeslagen. Dit kan apparatuur omvatten die is opgeslagen op een manier die deze kan beschadigen, of apparatuur die niet is opgeslagen op een manier die ongeautoriseerde toegang voorkomt.
Naast deze algemene verboden kunnen er specifieke voorschriften of normen bestaan die het gebruik van bepaalde soorten apparatuur in specifieke industrieën of werkplekken verbieden. Het is belangrijk dat u bekend bent met de relevante regelgeving en normen voor uw werkplek, zodat u er zeker van kunt zijn dat u geen verboden apparatuur gebruikt.
Als u niet zeker weet of het gebruik van een apparaat al dan niet verboden is, dient u uw gezondheids- en veiligheidsmanager of -vertegenwoordiger te raadplegen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win