1. Parallelle uitlijning :
- Foliatie is gewoonlijk parallel georiënteerd aan de richting van maximale drukspanning (σ1) tijdens regionale metamorfose of vervorming.
- De platachtige mineralen hebben de neiging loodrecht op de minste drukspanning (σ3) uit te lijnen om verkorting op te vangen en spanningsenergie te minimaliseren.
2. Schuifspanning :
- In zones met intense schuifkracht, zoals langs breukzones of schuifbanden, kan bladvorming parallel aan de schuifvlakken ontstaan.
- De schuifkrachten zorgen ervoor dat mineralen roteren en evenwijdig aan het schuifvlak uitlijnen, wat resulteert in een duidelijke foliatie.
3. Stroomuitlijning :
- In sommige gevallen kan foliatie ontstaan als gevolg van stromingsgerelateerde processen, zoals de stroming van magma tijdens stollingsindringingen of ductiele stroming tijdens vervorming bij hoge temperaturen.
- Mineralen liggen parallel aan de stromingsrichting, wat resulteert in een foliatie die het stromingspatroon weerspiegelt.
4. Transpositie en reactivering :
- Foliatie kan ook worden gewijzigd door daaropvolgende vervormingsgebeurtenissen of vloeistofstroming, wat leidt tot de transpositie en reactivering van reeds bestaande foliaties.
- De nieuwe foliatie kan overgedrukt zijn of onder een hoek ten opzichte van de oudere georiënteerd zijn, als weerspiegeling van de veranderde stressomstandigheden.
Door de oriëntatie van foliatie in gesteenten te bestuderen, kunnen geologen de aard, intensiteit en richting afleiden van de spanningsvelden die tijdens hun vorming inwerkten. Deze informatie speelt een cruciale rol bij het ontrafelen van de tektonische geschiedenis en vervormingspatronen van een regio.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win