De 19e eeuw markeerde een cruciale periode in de geschiedenis van de psychologie, waarin de opkomst van de psychologie als een afzonderlijke wetenschappelijke discipline werd gezien. Verschillende sleutelfactoren hebben in deze periode bijgedragen aan de opkomst van de psychologie:
1. Filosofische invloed :
- Ontwikkelingen in de filosofie, met name de werken van filosofen als Immanuel Kant, John Stuart Mill en Wilhelm Wundt, legden de basis voor de empirische studie van de geest.
2. Fysiologie en neurowetenschappen Vooruitgang:
- Vooruitgang in de fysiologie en neurowetenschappen, zoals de ontdekking van het zenuwstelsel en de hersenfuncties, vormde een biologische basis voor het begrijpen van menselijk gedrag en mentale processen.
3. Experimentele methoden:
- De adoptie van experimentele methoden uit andere wetenschappelijke disciplines, zoals natuurkunde en scheikunde, stelde onderzoekers in staat gecontroleerde experimenten uit te voeren en empirische gegevens te verzamelen om psychologische verschijnselen te bestuderen.
4. Wilhelm Wundt en het Eerste Psychologielaboratorium:
- Wilhelm Wundt wordt vaak beschouwd als de vader van de psychologie. In 1879 richtte hij het eerste psychologielaboratorium op aan de Universiteit van Leipzig in Duitsland. Dit markeerde het begin van de experimentele psychologie, waar onderzoekers systematisch mentale processen onder gecontroleerde omstandigheden konden bestuderen.
5. Psychofysica:
- Psychofysica, de studie van de relatie tussen fysieke stimuli en subjectieve ervaringen, kwam naar voren als een belangrijk onderzoeksgebied. Gustav Fechners werk aan de Weber-Fechner-wet legde de basis voor onderzoek naar zintuiglijke waarneming.
6. Structuralisme:
- Het structuralisme, ontwikkeld door Wilhelm Wundt, richtte zich op het analyseren van de structuur van de geest en het opsplitsen van mentale processen in hun basiselementen. Deze aanpak was bedoeld om de fundamentele bouwstenen van bewustzijn en perceptie te begrijpen.
7. Functionalisme:
- Functionalisme, geleid door William James en anderen, benadrukte de adaptieve functies van de geest en het gedrag. Het probeerde te begrijpen hoe mentale processen praktische doeleinden dienen en organismen helpen zich aan te passen aan hun omgeving.
8. Fysiologische psychologie:
- Fysiologische psychologen, zoals Ivan Pavlov en Ivan Sechenov, onderzochten de fysiologische mechanismen die ten grondslag liggen aan mentale processen. Pavlovs klassieke conditioneringsexperimenten gaven inzicht in leren en gedragsverandering.
9. Freudiaanse psychologie:
- De psychoanalytische theorie van Sigmund Freud bracht een revolutie teweeg in het begrip van het onbewuste en de impact ervan op gedrag. Freuds werk markeerde een significante afwijking van de traditionele benaderingen en maakte de weg vrij voor het vakgebied van de psychoanalyse.
10. Toegepaste psychologie:
- De psychologie breidde zich uit naar toegepaste gebieden zoals klinische psychologie, onderwijspsychologie en industriële psychologie, waarbij praktische kwesties en problemen uit de echte wereld werden aangepakt.
Tegen het einde van de 19e eeuw had de psychologie zich gevestigd als een legitieme wetenschappelijke discipline, met experimentele methoden en theoretische kaders als leidraad voor onderzoek en onderzoek. De basis die in deze periode is gelegd, geeft tot op de dag van vandaag vorm aan het vakgebied van de psychologie.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win