Verschil

De toestand, het feit of de kwaliteit van anders zijn.

Synoniemen:

* Ongelijkwaardigheid

* Onderscheid

* Divergentie

* Heterogeniteit

* Variatie

Antoniemen:

* Identiteit

* Gelijkenis

* Uniformiteit

Voorbeelden:

* Er zijn veel verschillen tussen de twee landen, zoals hun taal, cultuur en regering.

* Ze hebben verschillende meningen over de kwestie, maar ze kunnen nog steeds vrienden zijn.

* Het bedrijf is op zoek naar medewerkers met uiteenlopende vaardigheden en ervaringen.

Gebruik:

Het zelfstandig naamwoord 'verschil' kan zowel in enkelvoud als in meervoud worden gebruikt. De enkelvoudige vorm wordt gebruikt om naar een enkel verschil te verwijzen, terwijl de meervoudsvorm wordt gebruikt om naar meerdere verschillen te verwijzen.

Voorbeelden:

*Er is een groot verschil tussen de twee auto's.

* De twee auto's hebben veel verschillen.

Het bijvoeglijk naamwoord ‘anders’ kan worden gebruikt om iets te beschrijven dat niet hetzelfde is als iets anders. Het kan ook worden gebruikt om iets ongebruikelijks of onderscheidends te beschrijven.

Voorbeelden:

* De twee auto's hebben verschillende kleuren.

* De twee auto's hebben verschillende motoren.

* Ze heeft een heel andere persoonlijkheid dan haar zus.

Het werkwoord 'verschillen' kan worden gebruikt in de betekenis van 'anders zijn' of 'verschillend zijn van'.

Voorbeelden:

*De twee auto's verschillen qua kleur en motortype.

*De twee auto's verschillen in hun prestaties.