In het verleden was de psychiatrie grotendeels gebaseerd op de psychoanalyse en andere psychodynamische theorieën. De afgelopen vijftig jaar is er steeds meer nadruk komen te liggen op de biologische psychiatrie, die zich richt op de rol van genetica, neurotransmitters en hersenstructuur en -functie bij psychische aandoeningen. Deze verschuiving heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en behandelingen voor psychische aandoeningen. De ontdekking dat een verstoorde serotoninebalans een rol speelt bij depressie heeft bijvoorbeeld geleid tot de ontwikkeling van selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's), een klasse antidepressiva die helpt de balans van serotonine in de hersenen te herstellen.
2. Deïnstitutionalisering
Halverwege de twintigste eeuw woonden er in de Verenigde Staten ruim een half miljoen mensen in psychiatrische staatsziekenhuizen. Na verloop van tijd werden deze instellingen gezien als overvol en onderbezet, en er ontstonden groeiende zorgen over de kwaliteit van de zorg die patiënten kregen. Als gevolg hiervan was er een beweging in de richting van deïnstitutionalisering, wat verwijst naar het proces van het vrijlaten van patiënten uit psychiatrische ziekenhuizen en het bieden van zorg in gemeenschapsgerichte instellingen. Deze verschuiving is veroorzaakt door verschillende factoren, waaronder de ontwikkeling van nieuwe medicijnen waarmee mensen met een psychische aandoening buiten een ziekenhuisomgeving kunnen worden behandeld, en een groeiende nadruk op het belang van sociale en beroepsmatige ondersteuning bij herstel.
3. Toegenomen medicijngebruik
De afgelopen vijftig jaar is er ook sprake geweest van een toenemend gebruik van medicijnen bij de behandeling van geestesziekten. Dit komt deels door de ontwikkeling van nieuwe medicijnen die effectiever zijn en minder bijwerkingen hebben. Als gevolg hiervan is medicatie nu de primaire behandeling voor veel psychische aandoeningen, zoals schizofrenie en depressie. De introductie van atypische antipsychotica zoals clozapine en olanzapine betekende bijvoorbeeld een aanzienlijke vooruitgang in de behandeling van schizofrenie, aangezien deze medicijnen het risico op tardieve dyskinesie verminderden, een potentieel invaliderende bijwerking van oudere antipsychotica.
4. Stigmavermindering
De afgelopen vijftig jaar is het stigma dat samenhangt met psychische aandoeningen aanzienlijk verminderd. Dit is gedeeltelijk te danken aan de inspanningen van voorstanders van de geestelijke gezondheidszorg, die hebben gewerkt om het publiek voor te lichten over psychische aandoeningen en om negatieve stereotypen te bestrijden. Als gevolg hiervan is de kans groter dat mensen met een psychische aandoening een behandeling zoeken en een volwaardig en productief leven leiden.
5. Groter bewustzijn van het belang van psychotherapie
Hoewel er de afgelopen vijftig jaar een verschuiving heeft plaatsgevonden naar biologische psychiatrie, is er ook een toenemend besef ontstaan van het belang van psychotherapie bij de behandeling van psychische aandoeningen. Psychotherapie kan mensen met een psychische aandoening helpen hun aandoening te begrijpen en coping-mechanismen te ontwikkelen, en kan in combinatie met medicatie worden gebruikt om een meer alomvattende behandelaanpak te bieden. Het is bijvoorbeeld aangetoond dat cognitieve gedragstherapie (CGT) een effectieve behandeling is voor angst en depressie.
6. Groei van op bewijs gebaseerde praktijken
De afgelopen vijftig jaar is er in de psychiatrie steeds meer nadruk komen te liggen op evidence-based practice (EBP). EBP verwijst naar het gebruik van onderzoeksgegevens om klinische beslissingen te onderbouwen. EBP heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe behandelrichtlijnen en verbeterde resultaten voor patiënten met een psychische aandoening.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win