De term die vaak wordt gebruikt voor mensen die ongewoon klein zijn, is ‘kleine mensen’. Het beschrijft degenen wier lengte over het algemeen lager kan zijn dan die van de overgrote meerderheid van de bevolking als gevolg van omstandigheden zoals dwerggroei of proportionele dwerggroei. Het omvat onder meer aandoeningen zoals achondroplasie, diastrofische dysplasie en spondyloepifysaire dysplasie congenita. Het wordt over het algemeen gezien als meer respectvol en op de persoon gericht taalgebruik vergeleken met woorden die als verouderd of mogelijk aanstootgevend worden beschouwd. Hoewel sommigen nog steeds de voorkeur geven aan specifieke termen die verband houden met hun specifieke toestand, blijft 'kleine mensen' een algemeen aanvaarde terminologie wanneer ze verwijzen naar mensen die aanzienlijk korter zijn dan de gemiddelde lengte binnen hun specifieke gemeenschappen en omgeving.