Tijdens de zwangerschap is de baarmoederhals doorgaans stevig, lang en gesloten. Naarmate de bevalling nadert, begint de baarmoederhals zachter, korter en dunner te worden, een proces dat bekend staat als uitwissen. Dit wordt veroorzaakt door de werking van hormonen zoals oxytocine en prostaglandinen, die de spieren van de baarmoederhals ontspannen.
Uitwissing wordt gemeten in percentages, variërend van 0% tot 100%. Bij 0% uitwissing is de baarmoederhals lang en dik. Naarmate het uitwissen vordert, wordt de baarmoederhals korter en dunner. Bij 100% uitwissing is de baarmoederhals volledig uitgewist, wat betekent dat deze bijna flinterdun is geworden en zich heeft geopend tot ongeveer 10 centimeter (ongeveer de grootte van een nikkel) om de baby door te laten.
Uitwissen is een belangrijk teken van cervicale verwijding, wat het openen van de baarmoederhals is om de doorgang van de baby tijdens de bevalling mogelijk te maken. Normaal gesproken komen uitwissing en uitzetting samen voor, maar in sommige gevallen kan uitwissing geavanceerder zijn dan uitzetting, of omgekeerd.
Het monitoren van het verwijderen en uitzetten van de baarmoederhals maakt deel uit van de standaard prenatale zorg tijdens de bevalling. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg gebruiken verschillende methoden, zoals digitale baarmoederhalsonderzoeken, om uitwissing en dilatatie te beoordelen. Deze beoordelingen helpen bij het bepalen van de voortgang van de bevalling en bij het nemen van beslissingen over het beheer van de bevalling.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win