1. Placentacirculatie:De foetus ontvangt zuurstof en voedingsstoffen via de placenta, een tijdelijk orgaan dat zich tijdens de zwangerschap in de baarmoeder vormt. De navelstrengslagaders vervoeren zuurstofarm bloed en afvalproducten van de foetus, die vervolgens in de placenta van zuurstof worden voorzien en van kooldioxide worden ontdaan. De navelstrengader voert het zuurstofrijke bloed terug naar de foetus. Deze regeling zorgt voor zuurstoftoevoer van de foetus zonder directe toegang tot de bloedsomloop van de moeder.
2. Ductus Venosus:Bij de foetus is de ductus venosus een vitaal vat dat de lever omzeilt. Zuurstofarm bloed uit de navelstrengader wordt via de ductus venosus rechtstreeks naar de onderste vena cava geleid, waardoor het het hart kan bereiken. Dit zorgt voor een efficiënte circulatie van zuurstofrijk bloed van de placenta naar het hart en lichaam van de foetus.
3. Foramen Ovale:Dit is een opening in het foetale hart tussen de rechter en linker boezem. Het zorgt ervoor dat zuurstofrijk bloed uit de onderste vena cava zich kan vermengen met zuurstofarm bloed uit de superieure vena cava, waardoor voldoende zuurstoftoevoer naar de hersenen en andere vitale organen wordt gegarandeerd.
4. Circulatie met lage weerstand:De bloedsomloop van de foetus heeft een lage weerstand tegen de bloedstroom in vergelijking met volwassenen. De placenta zorgt voor voldoende zuurstof en voedingsstoffen, en de bloedvaten hebben een grotere diameter en een lagere vasculaire tonus. Deze omgeving met lage weerstand vergemakkelijkt een efficiënte bloedsomloop ter ondersteuning van de zich ontwikkelende foetus.
5. Overgangscirculatie:Bij de geboorte ondergaat het foetale bloedsomloopsysteem aanzienlijke veranderingen om zich aan te passen aan het leven buiten de baarmoeder. De navelstrengslagaders en -aders zijn niet langer nodig en sluiten zich geleidelijk af. De ductus venosus en foramen ovale sluiten zich ook, waardoor de pulmonale en systemische circuits worden gescheiden, terwijl de longen de oxygenatierol van de placenta overnemen. Door deze overgangscirculatie kan de pasgeborene zelfstandig ademen en het bloed zelfstandig laten circuleren.
Deze unieke kenmerken van de foetale bloedstroom zorgen ervoor dat de zich ontwikkelende foetus voldoende zuurstof en voedingsstoffen ontvangt en zich tegelijkertijd aanpast aan de intra-uteriene omgeving. Na de geboorte ondergaat de bloedsomloop een reeks veranderingen om de aanpassing van de pasgeborene aan zelfstandig ademhalen en een postnataal leven te ondersteunen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win