1. Prolactine en Oxytocine:De hormonen prolactine en oxytocine spelen een cruciale rol bij respectievelijk de melkproductie en -afscheiding. Prolactine stimuleert de borstklieren om melk te produceren, terwijl oxytocine de samentrekking van de spieren rond de melkkanalen veroorzaakt, wat leidt tot het toewerpen van melk tijdens de borstvoeding. Tussen borstvoedingssessies door nemen de prolactine- en oxytocinespiegels af, wat resulteert in een verminderde melkproductie en een kleinere kans op lekkage.
2. Melkspuitreflex:De melkspuitreflex, ook wel de toeschietreflex genoemd, wordt veroorzaakt door het zuigen van een baby of door stimulatie van de borstkolf. Deze reflex veroorzaakt de samentrekking van de spieren rond de melkkanalen, wat leidt tot de melkstroom uit de borst. Wanneer het kind stopt met zuigen of de stimulatie stopt, neemt de reflex af en stopt de melkstroom, waardoor het risico op voortdurend lekken wordt geminimaliseerd.
3. Sluitspieren:De borsten bevatten sluitspieren die de melkkanalen omringen. Deze spieren fungeren als kleppen, houden de melkkanalen gesloten en voorkomen melklekkage wanneer de melkafgiftereflex niet wordt geactiveerd.
4. Borstweefsel:Het borstweefsel zelf zorgt voor structurele ondersteuning en compressie, waardoor de integriteit van de melkkanalen behouden blijft en onbedoelde melklekkage wordt voorkomen.
5. Voedingsbeha's:Veel moeders die borstvoeding geven, dragen voedingsbeha's, die extra ondersteuning bieden en helpen de borsten op hun plaats te houden, waardoor de kans op lekkage kleiner wordt.
Het is belangrijk op te merken dat er nog steeds af en toe een kleine lekkage kan optreden, vooral tijdens de vroege stadia van de borstvoeding, wanneer de melkproductie nog op gang is of als reactie op hormonale schommelingen. De hierboven genoemde mechanismen voorkomen echter in het algemeen constante en overmatige lekkage bij zogende moeders.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win