1. Om de mond wijd open te zetten, vooral bij verrassing of verwondering:
- Het publiek stond versteld toen de goochelaar een konijn uit zijn hoed trok.
2. Met open mond staren, meestal verrast, verbijsterd of verwonderd:
- Ze staarde naar de gigantische taart en kon haar ogen niet geloven.
3. Open of wijd zijn, vooral op een lelijke manier:
- Het gapende gat in het dak moest dringend gerepareerd worden.
4. Om een brede of open ruimte te hebben, of te worden gedeeld door een brede of open ruimte:
- De vallei gaapte tussen de twee bergen.
5. Verlangen naar iets:
- Hij keek uit naar de dagen dat hij vrij kon reizen.
6. (Van een wond of letsel) om open te zijn en te bloeden:
- De dokter verzorgde de gapende wond aan het been van de patiënt.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win