1. Uitpuilende Cuspal-geleiding: Dit soort geleiding vindt plaats wanneer de onderkaaktanden vanuit een rustpositie naar voren bewegen (uitsteken). De onderste voortanden glijden naar beneden en langs de linguale oppervlakken (binnenoppervlakken) van de bovenste voortanden. De beweging van de mandibulaire kiezen wordt geleid door de hellende vlakken van de bovenste molaarknobbels.
2. Laterale cuspalgeleiding: Laterale cuspalgeleiding is verantwoordelijk voor het geleiden van de onderkaak wanneer deze naar rechts of links beweegt. Bij deze beweging grijpen de knobbels van de onderkaak en de maxillaire tanden in elkaar, waardoor een soepele beweging wordt gegarandeerd en het instorten van de beet wordt voorkomen.
3. Centrische cuspal-geleiding: Centrische cuspale geleiding is wanneer de onderkaaktanden zich in maximale intercuspatie bevinden, of in de staat van het dichtst mogelijke contact. In deze positie moeten de knobbels van de boven- en ondertanden harmonieus in elkaar passen, waardoor een stabiele occlusie ontstaat.
4. Functionele cuspalgeleiding: Hiermee wordt de begeleiding bedoeld die wordt gegeven tijdens functionele activiteiten zoals kauwen. De knobbels van de maxillaire en mandibulaire tanden werken op een gecoördineerde manier en zorgen voor effectief en efficiënt kauwen.
Een goede cupalgeleiding is cruciaal voor het behouden van een gezonde en functionele beet. Het maakt efficiënt kauwen mogelijk, verdeelt de krachten gelijkmatig over de tanden en beschermt tegen overmatige slijtage. In gevallen van abnormale of verstoorde cuspalgeleiding, zoals bij malocclusie (verkeerde uitlijning van tanden of kaken), kunnen ongemak, functionele problemen en een verhoogd risico op gebitsproblemen optreden.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win