Om HIV-overdracht via een beet of kras te laten plaatsvinden, moeten er verschillende factoren aanwezig zijn:
- De besmette persoon moet een hoge virale lading hebben, wat betekent dat er een hoge concentratie HIV in het bloed of speeksel aanwezig is.
-De beet of krab moet diep genoeg zijn om bloed af te nemen en contact mogelijk te maken tussen het bloed of speeksel van de geïnfecteerde persoon en de open wond van de niet-geïnfecteerde persoon.
-Er moet een aanzienlijke hoeveelheid geïnfecteerd bloed of speeksel worden overgedragen tijdens de beet of kras.
-De niet-geïnfecteerde persoon moet een aangetast immuunsysteem hebben of andere factoren die hem vatbaarder maken voor HIV-infectie.
Zelfs als deze factoren aanwezig zijn, is het risico op HIV-overdracht via een beet of kras relatief laag. Studies suggereren dat het risico op overdracht via een enkele beet of kras minder dan 0,1% bedraagt. Het risico neemt echter toe als er sprake is van aanzienlijke bloedingen, meerdere beten of krassen, of als de beet of kras plaatsvindt in een gebied met een hoge concentratie bloedvaten, zoals het gezicht, de nek of de geslachtsorganen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win