1. Druksmelten: Wanneer de twee ijsoppervlakken met elkaar in contact komen, neemt de druk op het grensvlak aanzienlijk toe. Deze hoge druk zorgt ervoor dat het ijs op het contactpunt smelt, waardoor er een dunne laag vloeibaar water tussen de oppervlakken ontstaat.
2. Kleefkrachten: Terwijl de ijsoppervlakken blijven wrijven, vergemakkelijkt de vloeibare waterlaag de vorming van adhesiekrachten tussen de twee stukken ijs. Deze adhesiekrachten ontstaan als gevolg van de intermoleculaire interacties tussen de watermoleculen op het grensvlak.
3. Wrijvingsreductie: De aanwezigheid van de vloeibare waterlaag vermindert de wrijving tussen de ijsoppervlakken drastisch. Door deze vermindering van de wrijving kunnen de twee stukken ijs soepeler over elkaar glijden.
4. Regeling: Terwijl de stukken ijs verder worden gewreven, bevriest de vloeibare waterlaag opnieuw en verbindt de twee oppervlakken weer met elkaar. Dit proces staat bekend als regeling en wordt aangedreven door het vrijkomen van latente warmte wanneer het vloeibare water stolt.
5. Oppervlak opruwen: Door het voortdurende wrijven van de ijsoppervlakken ontstaan er krassen en groeven in het ijs, waardoor de oppervlaktetextuur ruwer wordt. Deze oppervlakteruwheid kan de hechtkrachten en het regelproces verder verbeteren.
6. IJsschaafsel: Bij voldoende druk en wrijving kan het wrijven van ijs ook ijskrullen of fragmenten produceren. Deze fragmenten worden gevormd wanneer de lijmverbindingen tussen de ijskristallen breken als gevolg van de uitgeoefende krachten.
De combinatie van deze effecten tijdens het wrijven van ijs leidt tot verminderde wrijving, hechting van de ijsoppervlakken en de vorming van ijskrullen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win